WIER

We zijn aan zee,
onze haren dansen in de wind.
Het water komt op,
het strand verdwijnt onder de golven.
We wandelen op de golfbrekers.
Het schuim op de golven zegt hallo,
de geur van aangespoeld wier
vult de lucht.
Zeeplanten drijven 
op het water
wuivend met hun armen.

Nori is onderzoeker en weet alles van de zee. Van de schepsels die in haar duistere dieptes zweven. Van zeevonk die in de lente oplicht in blauwgroene gloed. Van de ‘oersoep’ waaruit al het leven ontstond, maar die zuurder wordt en verandert in een plastic soep.

Bezorgd om de zee, zoekt Nori wanhopig naar manieren om haar te beschermen, om zacht voor haar te zijn. En dan duikt Dulse op, een vriendin van vroeger, strandjutster en amateurkok. Nori vat weer moed!